L van Lampas 3, wervormen voor het ontsluiten van teksten
Lampas bestaat in 2017 vijftig jaar! Als cadeau voor dit lustrum bespreek ik in deze serie (minstens) tien keer vijf Lampasartikelen: De vijftig van Lampas.
Met links naar het nieuwe digitale Lampasarchief.
Werkvormen voor het ontsluiten van teksten
De omgang met teksten in de klas is een onderwerp dat door de jaren heen steeds weer terugkeert in Lampas. Leerlingen zullen moeten begrijpen wat er in de tekst staat. De auteurs in onderstaande artikelen zijn op zoek gegaan naar vormen, activiteiten en lesopzetten die gericht zijn op tekstbegrip, zonder dat de leerlingen een volledige vertaling uitschrijven.
-
Dooren, F.W.M. van. 1972. ‘Het gebruik van meerkeuzetoetsen bij het onderwijs in de klassieken’, Lampas 5. 2, 149-159.
Een artikel dat alleen al interessant is vanwege de inkijk in de lespraktijk en de ontwikkelingen in onze vakken begin jaren zeventig. De auteur heeft in verschillende klassen geëxperimenteerd met meerkeuzetoetsen en doet daarvan verslag. Aanleiding voor de experimenten waren de op handen zijnde vernieuwingen van het vak: naast vertalen zou ook tekstbegrip een belangrijk examenonderdeel worden. Van Dooren schrijft: “Dat vertalen en begrijpen niet volledig hetzelfde zijn, kan iedereen constateren. Hoe vaak zitten er niet in een klas-oude-stijl leerlingen die technisch tekort schieten, maar die, wanneer de technische moeilijkheden voor hen geheel of gedeeltelijk overwonnen zijn, blijk geven van begrip, veel meer dikwijls dan diegenen demonstreren van wie de vertaling met een hoog cijfer gewaardeerd is.” Het artikel bevat een flink aantal voorbeeldvragen, geclassificeerd naar kennis, vertalen, interpretatie en conclusie (extrapolatie). Sommige zijn vooral gericht op leesvaardigheid in het Nederlands (antwoorden als ‘In het epos de ‘Aeneas’ van de Latijnse dichter Vergilius (± 125 v. Chr.)’), maar ter inspiratie op het zelf gebruiken en maken van meerkeuzevragen zeker de moeite waard.
Naar het artikel (bladeren naar bladzijde 149).
-
Verhoeven, Pim en Anton van Hooff. 1985. ‘Maar incipiam kan toch accusativus zijn? Naar een didactiek van tekstbegrip’, Lampas 18.4, 267-278.
Dit artikel begint met een korte samenvatting van het onderzoek van Van Krieken uit het begin van de jaren tachtig. In dat onderzoek liet Van Krieken leerlingen hardop nadenken tijdens het vertalen. Dit leverde een eerste inzicht op in de denkprocessen van leerlingen. Verhoeven en Van Hooff zijn geïnteresseerd in de didactische consequenties van het onderzoek van Rob van Krieken. In de eerste helft van het artikel bespreken Verhoeven en Van Hooff aan de hand van een aantal schoolboeken respectievelijk de grammatica-vertaalmethode en leesdidactieken die doen denken aan het onderdompelingsprincipe. Een conclusie van dit deel is dat geleerd moet worden ‘het werktuig van grammaticale kennis bij het lezen te gebruiken’, bijvoorbeeld door oefeningen in het analyseren van teksten. Ze bespreken vervolgens twee manieren van analyseren: de dynamische analyse tijdens het lezen en, uitgebreider, manieren om de coherentie van een tekst na het lezen te laten analyseren.
Naar het artikel (bladeren naar bladzijde 279)
-
Fisser, Caroline. 1997. ‘Het verhaal van Lucretia in beeld. Vragen stellen aan beeldmateriaal als toetsing van tekstbegrip’, Lampas 30. 1, 60-70.
Vrijwel aan het begin van dit artikel staat de constatering dat vragen maken bij gelezen teksten moeilijk is. We zien in dit artikel dat de classificering van meerkeuzevragen zoals in het hierboven besproken artikel van Van Dooren eind jaren negentig verder ontwikkeld was: Fisser bespreekt het onderscheid tussen vragen gericht op reproductie, op convergente productie (antwoord staat vast), op divergente productie (meerdere antwoorden mogelijk) en op evaluatie. Vragen bij beeldmateriaal zijn volgens Fisser ideaal om leerlingen te laten interpreteren en evalueren, niet alleen op woord- en zinsniveau, maar ook met betrekking tot de tekst als geheel en de context. Zo kan op het schoolexamen worden voldaan aan de algemene en vakspecifieke doelstellingen. Fisser maakt gebruik van het proefschrift van Pim Verhoeven, Tekstbegrip in het onderwijs klassieke talen. Het artikel bevat vragen en antwoorden bij het verhaal van Lucretia (Livius, AUC 1.57-59) en diverse schilderijen. De schilderijen zijn, zoals alle afbeeldingen, in de online editie van Lampas niet gescand, maar zijn aan de hand van de onderschriften vrij gemakkelijk te googelen. Het artikel biedt hiermee kant-en-klaar lesmateriaal, maar ook een voorbeeld om zelf vragen bij beeldmateriaal te maken.
Naar het artikel (bladeren naar bladzijde 60).
-
Bekker, Rosanne en Kokkie van Oeveren. 2008. ‘Activerende didactiek: het slepen voorbij’, Lampas 41.3, 263-273.
Bekker en Van Oeveren bespreken mogelijkheden voor activerende didactiek bij het vertalen van teksten. Onder het ‘slepen’ in de titel verstaan ze die momenten waarop de docent de leerling bij de hand neemt en docent en klas samen door de tekst heen gaan: “Samen kom je een heel eind. De klas is rustig, het tempo is gestaag en aan het eind van de les heeft iedere leerling een mooie vertaling in het schrift staan. Maar wat gebeurt er in de hoofden van de leerlingen?” Bekker en Van Oeveren bespreken probleem- en foutenanalyses, het gebruik van werkbladen en het laten bedenken van toetsvragen. Meer algemene werkvormen die de auteurs toepassen op het vertalen zijn de expertmethode, de check in duo’s en het denken-delen-uitwisselenprincipe (DDU). Werkvormen die voortkomen uit tekstdidactiek bij de moderne vreemde talen de zogenaamde DARTS, directed activities related to texts. Bekker en Van Oeveren geven aan de hand van teksten van Catullus en Horatius voorbeelden voor het gebruik van vragen, stellingen, markeeropdrachten, gatenteksten en volgordeopdrachten. Tenslotte noemen ze kort het gebruik van een literaire vertaling en het uitschrijven van een vertaalwedstrijd.
Naar het artikel (bladeren naar bladzijde 263). -
Luger, Suzanne. 2011. ‘Odysseus en zijn oude voedster. Werken met tweetalig materiaal: een verkenning’, Lampas 44.2, 138-151.
Het gebruik van een literaire vertaling wordt in het artikel van Bekker en Van Oeveren kort genoemd als mogelijke tekstdidactiek. Luger werkt die mogelijkheid uit in dit artikel. Aanleiding was het Tussenrapprot van de Verkenningscommissie Klassieke Talen uit 2009. Ze beschrijft hoe ze voor haar lessen Homerus zelfsturend materiaal heeft ontworpen waarmee leerlingen zich stilistische en taalkundige elementen eigen maakten. Ze deden dat aan de hand van de Griekse tekst en met behulp van een literaire vertaling. Het artikel bevat een evaluatie van de uitvoering van dit materiaal en sluit af met aanbevelingen. De vragen zijn als bijlage bij het artikel afgedrukt. Dit zijn vragen bij de Aanhef van de Odyssee (1.1-10) en bij het verhaal over de ontmoeting tussen Odysseus en Eurykleia (19.349-393).
Naar het artikel (bladeren naar bladzijde 138).